Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die zal den zegen [10]ontvangen van den HEERE, en [11]gerechtigheid van den God [12]zijns heils. 10. Of wegdragen, afdragen. 11. Dat is, de vrucht der gerechtigheid, te weten, tijdelijken zegen en eeuwige heerlijkheid. Zie Jes.48:18; Hos.10:12: of hij zal van God, zijn Zaligmaker, ontvangen de weldaden, die Hij zijnene kinderen rechtvaardiglijk uitdeeldt, niet naar hunne verdiensten, maar volgens zijn genadige en getrouwe beloften die Hij naar zijne gerechtigheid houdt; zie Hebr.6:9,10; 1 Joh.1:9. 12. Dat is, die zijn Heiland, of Zaligmaker is.